De vijf opdrachten van de katholieke basisschool
Elke katholieke basisschool wil werken vanuit een vastliggend kader dat ons helpt om goed ‘zorg’ te dragen voor de kinderen die ons worden toevertrouwd. Deze vijf opdrachten zijn dan ook de rode draad doorheen ons dagelijks werk waarbij we vanuit onze christelijke inspiratie met schooleigen accenten meer kleur willen geven aan onze dagelijkse praktijk.
Onze vijf belangrijke waarden uit ons opvoedingsproject
Waarom kozen we deze waarden?
We zijn er nog steeds trots op dat onze inspiratiebron de bijbel ons helpt om op een fundamentele manier bezig te zijn met kinderen. Het is in onze school niet enkel belangrijk dat we goede dingen doen, maar ook dat we de goede dingen goed doen. Onze inspiratie helpt ons om te kiezen. De vele verhalen en het voorbeeld van Jezus vertellen ons hoe graag God de mensen in alle vrijheid ziet. Op onze manier willen we deze gedachten binnen onze school handen en voeten geven.
En dat niet alleen … we willen ook onze kinderen laten groeien in deze christelijke traditie. Door te spreken en te doen willen we hen laten ervaren hoe het ook anders kan en wat echt belangrijk is in het leven.
Onze schooleigen accenten herkenden we in het verhaal van de goede herder. Jezus geeft kansen tot groei in het leren, toont betrokkenheid, heeft respect, vertrouwen en plezier in de taken die bij het herder-zijn horen.
Een herder had 100 schapen.
De herder was een trouwe herder, die elk schaap en elk lammetje van zijn kudde kende, en lief had. Een paar keer op een dag ging hij de hele kudde door, en liet zijn ogen over ieder schaapje heengaan: zijn ze er allemaal? Is er niets mis met één van de schapen? Hij waakte hij bij zijn schapen als ze aan het grazen waren. Om een schaap dat afdwaalde terug te roepen, of een wild dier weg te jagen. Net als David zal hij een slinger gehad hebben, zodat hij de dieren kon laten schrikken. Maar op een dag, als de herder met zijn schapen door een woestijn trekt, raakt er toch een schaap weg.
Maar de herder heeft al snel in de gaten dat zijn kudde niet compleet is. Zoals hij vaker doet, laat hij zijn ogen over de hele kudde gaan, en automatisch telt hij weer: 58.. 96..99. Hè?! Is dat waar? Mist er nu een schaap? Hij telt voor de zekerheid nog een keer over, en dan weet hij het zeker: er is één schaap kwijt!
De herder bedenkt zich niet. Hij laat de 99 schapen achter, en gaat op zoek naar zijn verloren schaap. Hij weet dat als hij dat niet snel doet, dat het schaap dan zal sterven; een schaap is niet in staat om zelf de weg te vinden, en bovendien zal het omkomen van de dorst in die hete woestijn! Hoe lang hij ook moet zoeken, hij zal niet rusten voordat hij het gevonden heeft, en het veilig bij de kudde en de herder is.
En na een poosje zoeken víndt de herder het dier, hulpeloos ergens in die woestijn. Liefdevol pakt de herder zijn schaapje op, en legt het op zijn schouders, zodat het niet het hele eind nog terug weer hoeft te lopen. Hij is niet boos op het schaap omdat het van hem wegliep.. alleen maar blij, omdat het schaap weer bij hem is.
Thuisgekomen met zijn kudde roept hij zelfs zijn vrienden en zijn buren bij elkaar, om het terugvinden van zijn schaap te vieren: ‘Wees blij met mij,’ zegt de herder, ‘want ik heb mijn schaap gevonden!’
( Naar Lc. 15, 3-10)
Vanuit dit respect geeft de Herder alle kansen om te groeien. Zelfs een schaap dat in de fout gaat, zoekt Hij. Je zou op het eerste zicht denken dat hij de 99 andere in de steek laat. Maar toont hij daardoor niet dat hij het volste vertrouwen heeft in zijn kudde en de herdershonden?